Spreekbeurt of Profielwerkstuk over terpen

Wil je meer leren over terpen (of wierden zoals ze in Groningen worden genoemd), of ben je bezig met een spreekbeurt of werkstuk over terpen? Zit je (bijna) in 5 havo of 6 vwo? Maak dan je profielwerkstuk over terpen.
Speciaal voor jullie hebben we op deze site informatie geplaatst over terpen en het onderzoek ernaar. De terpen zijn een belangrijk studieonderwerp van archeologen en historici, maar ook van biologen, geologen en mensen die zich bezighouden met de landschapsgeschiedenis van het noordelijk deel van Nederland (Friesland en Groningen) en Noord-Duitsland.
Op Archeologie op de Kaart kun je interessante musea en informatie over interessante vondsten in heel Nederland uit verschillende perioden opzoeken. De kaart zelf verandert van periode tot periode, omdat de ondergrond van Nederland door de tijd heen sterk veranderde (en verandert). De kaart levert een schat van informatie!

 

Englum J. Bosboom Nl

Bouwplaat van een terpenhuis

Wat zijn terpen?

Terpen (of wierden) zijn verhoogde woonplaatsen in een gebied dat geregeld onder water komt te staan. De grootste groep terpen in Nederland werd tussen 600 v.Chr. en 1100 na Chr. opgeworpen in het noorden van de provincies Friesland en Groningen. Die gebieden waren toen nog niet ingedijkt. Het waren uitgestrekte kwelders, doorsneden door prielen. De mensen wierpen de terpen op van zoden en mest op de wat hogere plaatsen op de kwelder. Ze hadden grote huizen met ingebouwde stallen, ze hielden vee en ze verbouwden allerlei gewassen. Het zeewater stroomde wanneer het heel hoog water was de prielen in en zette dan delen van de kwelders onder water. Daarbij werd nieuwe vruchtbare klei afgezet. Dat was gunstig voor de akkerbouw en de veeteelt. De mensen verzamelden ook wilde planten en weekdieren, ze visten, ze vingen vogels en gingen af en toe op jacht. Maar vee was belangrijker voor ze dan visvangst en jacht.

Via de waterwegen en de zee onderhielden de terpbewoners contacten over grote afstanden. Hoewel er altijd enige dreiging vanuit de zee was, hadden de terpbewoners er een goed en welvarend leven, juist dankzij de nabijheid van de zee. Deze conclusie van archeologen die in terpen opgraven wijkt totaal af van het negatieve beeld dat de Romeinse schrijver Plinius ons over het leven van de terpbewoners schetst (‘zeelieden bij vloed, en schipbreukelingen bij eb’).
De terpbewoners maakten hun aardewerk meestal zelf. Ook werd er hout, been en metaal bewerkt. En er werd textiel gemaakt, uit wol en vlas. De mensen woonden in kleinere of grotere concentraties bij elkaar op een terp. Sommige terpen worden al 25 eeuwen bewoond. Bij dreigend hoog water werd de terp verder opgehoogd met nieuwe kleilagen of -plaggen. Ook het afval zorgde ervoor dat de terpen steeds hoger werden.
Op deze pagina vind je een illustratie van het terpenlandschap, en op deze een tweede, met de nadruk op het terpdorp. Beide laten de situatie in de vroege middeleeuwen zien.
Op de website Wierden en terpen - hun tegenwoordige staat kun je veel foto's en informatie vinden over wierden en terpen in Nederland en Duitsland.

Bewoningsfasen binnen de Friese en Groninger terpen

De archeologie onderscheidt verschillende bewoningsfasen. Elke fase heeft zijn eigen materiële cultuur, zoals huizenbouw, aardewerk, metalen voorwerpen (zie Beeldbank). De volgende, gedeeltelijk overlappende bewoningsperioden worden onderscheiden in het terpen- en wierdengebied van Friesland en Groningen:

ijzertijd (600 voor Chr. tot 0)
Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 400 na Chr.)
volksverhuizingstijd (350 tot 550 na Chr.)

late middeleeuwen (1000 tot 1500 na Chr.).

Vele terpen waren tijdens de 4de eeuw na Chr. korte tijd onbewoond. Vanaf 1200 na Chr., dus tijdens de late middeleeuwen, werden de kwelders bedijkt. De boerderijen konden toen ook in het omliggende land worden gebouwd, doordat de dreiging vanuit zee veel kleiner werd. Veel terpen zijn ook nog bewoond. Vaak liggen er hele dorpen op, of soms alleen een kerk of een kerkhof. In de 19e ontdekte men dat terpaarde bijzonder vruchtbaar is. Tot in de 20e eeuw werden veel terpen grotendeels of gedeeltelijk afgegraven. De grond vervoerde men als meststof naar de zand- en veengebieden. De vele mooie voorwerpen die bij die afgravingen tevoorschijn kwamen, vormden de basis van het Groninger en het Fries Museum.

Ook in Noord-Holland, in de buurt van Schagen, werden terpen gebouwd in onbedijkt gebied. Dit gebeurde in de vroege middeleeuwen. Op het Kampereiland, bij Kampen, werden in de late middeleeuwen boerderijen op terpen gebouwd. En langs de grote rivieren staan de boerderijen ook vaak op een verhoging, een terp.

Het terpenlandschap tussen 800 en 900 na Chr.

Dit is een digitale 3D-reconstructie (illustratie) van het terpenlandschap gemaakt door de bioloog Ulco Glimmerveen. De tekening geeft een indruk van het terpengebied in de 9e eeuw na Chr. Ben je leerling of student en ben je bezig met een opdracht over terpen? Dan mag je deze tekening gebruiken, onder vermelding van de bron: illustrator Ulco Glimmerveen, gedownload van https://www.terpenonderzoek.nl/onderwijs/. De illustraties mogen niet worden gebruikt in dukwerk of andere publicaties.

Door te klikken op de illustratie, wordt er een grotere versie getoond. Met je rechter muisknop kun je die opslaan en in je werkstuk gebruiken. Details van de illustratie zijn te vinden via deze links:
- detail: terpdorp
- detail: kreken, prielen en sloten
- detail: terpdorp met een eenvoudig kerkje

Frisia Terpenlandschap Ulco Glimmerveen

Terpdorp

Dit deel van de illustratie van Ulco Glimmerveen laat een vrij groot terpdorp met een aantal boerderijen zien. Sommige woongebouwen waren groot, tot wel 30 meter lang; andere waren korter. De huizen hadden geen ramen. Daarnaast waren er schuren voor extra stal- en opslagruimte. In de boerderij zelf was ook plek voor het vee: runderen, schapen, paarden en een paar varkens. Omdat mens en vee onder hetzelfde dak leefden, noemt men deze boerderijen woonstalhuizen. Op de illustratie wordt net een nieuw huis gebouwd. De muren zijn van gestapelde graszoden, die op de kwelder waren gestoken. Bovenaan op deze illustratie zijn twee mannen kleizoden aan het steken. Met hout, dat kostbaar was in het terpengebied, maakte men een boogvormige dakconstructie. Vaak gebruikte men hout van afgedankte of gestrande schepen. Daarna werd het dak bedekt met zoden, grassen of stro. Bij het Yeb Hettinga Museum in Firdgum (Fr.) staat een nagebouwd zodenhuis van ongeveer 700 na Chr. Je kunt dit ook van binnen bekijken.

Frisia Terpenlandschap Ulco Glimmerveen

Koken en verwarmen gebeurde voornamelijk met gedroogde mest. Hier en daar zie je rechthoekige of ronde mestbulten liggen. Midden in het terpdorpje zie je een grote gegraven kuil, waarin regenwater werd verzameld. Als de kwelder onder water stond met zout water, kon het vee hier drinken. Zoet water is vooral belangrijk voor melkkoeien. Het drinkwater voor de mensen kwam uit vierkante, gegraven waterputten: je ziet er vier. Een van de putten heeft een putgalg, een constructie om een emmer in de put te laten zakken en gevuld met water weer op te hijsen.

Een kudde schapen met hun herder en hond is zojuist teruggekeerd naar de terp. Koeien trekken wagens met hooi. De schapen op deze illustraties zijn wit gekleurd en de runderen donkerbruin. Maar eigenlijk weten we niet welke kleur het vee had. Er worden veel botten van het vee teruggevonden. Maar daaraan kun je de kleur van de vacht niet direct aflezen. Onder twee afdakjes staat handelswaar, voornamelijk aardewerken potten. De terpbewoners maakten zelf aardewerken potten, maar voerden deze ook in, onder andere uit Walberberg, Badorf en Mayen, alle in het hedendaagse Duitsland (informatie Angelique Kaspers MA, GIA/RUG).

Schapenvachten hangen te drogen. De mensen droegen wollen of linnen kleding, in mooie kleuren. De wol kwam van de eigen schapen. Het linnen komt van het zelf verbouwde vlas. In terpen worden veel spinsteentjes (van aardewerk, bot en gewei) en weefgewichten gevonden. Men spon en weefde de wol en het vlas zelf. Wol werd ook als handelswaar verkocht. Het Friese laken was wijd en zijd bekend. De akkerbouw leverde meer dan voldoende producten op voor de eigen behoefte. Toch is de indruk dat vooral veeteeltproducten, zoals huiden, wol en misschien kaas, werden verhandeld. Het ronde object met gat rechts is een ijzersmeltoven: de bewoners maakten hun eigen ijzeren voorwerpen.

In het haventje naast het dorp liggen drie boten. De kleintjes werden gebruikt om te vissen, goederen in de buurt te bezorgen of op te halen, en om bezoeken af te leggen. De grotere boot, met een zeil, werd gebruikt om grotere afstanden te overbruggen. Het terpengebied maakte deel uit van handelsnetwerken in het hele Noordzeegebied en ver daarbuiten. In de tonnen zal allerlei handelswaar, waaronder wijn zijn aangevoerd.

Bij het achterste huis hangen blauwe lappen. Die zijn zojuist geverfd met de blauwe kleurstof die uit de plant wede wordt gehaald. Wede is het rijtje planten met gele bloemen in de moestuin. De mensen teelden daar ook koolsoorten en tuinbonen. Rechtsonder is een veldje met tuinbonen. Linksonder groeit hennep. Uit de stengels van hennep maakte men touw. Door de activiteiten van de mens verscheen rond de huizen de typische plantengroei van een boerendorp met allerlei onkruiden, waaronder distels.

Aan de bovenkant van de illustratie zie je een klein dijkje, een zomerdijk. Het gebied binnen zo’n dijkje was in de zomer beschermd tegen hoog water. Je kon je er ook over verplaatsen. De palenrij in de kreek is een primitief steigertje. Misschien hing men er ook wel visfuiken aan.

terug naar Het terpenlandschap

Kreken, prielen en sloten

Dit detail van de illustratie van Ulco Glimmerveen laat zien dat de kwelders doorsneden werden door kreken en prielen. De zee, die je aan de horizon van deze illustratie ziet, kon via die kreken en prielen het kwelderlandschap in stromen. Dat lijkt een nadeel, maar het water voerde nieuwe, vruchtbare klei aan. Bij storm bleef het water niet binnen deze kreken, maar stroomde over de hele kwelder.Zo bleven de akkers en graslanden vruchtbaar. Ze hoefden niet bemest te worden. Akkeren op onbedijkte kwelders blijkt zonder problemen te kunnen.

De kreken waren bevaarbaar. In de kreek vaart een vrachtschip. Het is een platbodem, die ook in heel ondiep water kon varen. Sloten werden gegraven om de kwelder te ontwateren, maar ook om het land in te delen, grenzen aan te brengen: tot die sloot is het land van mij, daarachter ligt jouw land. De sloten werden verbonden met de natuurlijke kreken. Natuur en cultuur waren sterk met elkaar vervlochten. Als de kreken ’s winters waren dichtgevroren kon men zich op de schaats verplaatsen. Daarvoor gebruikte men glissen: benen schaatsen, gemaakt uit koeien- en paardenbotten.

Op de kwelder stonden ook gewone landplanten als paardenbloemen en madeliefjes, maar geen bomen. Bomen konden overstromingen met zout water namelijk niet overleven. Grote delen van de kwelders waren graslanden, met vele soorten grassen en allerlei bloemplanten. Een deel van het grasland werd gebruikt als hooiland. Rechtsonder zie je gemaaid gras dat op ruiters te drogen was gelegd. Als het droog was, hadden de boeren hooi voor de winter. Het huis links op de illustratie was waarschijnlijk een stal. Hij kan gebruikt zijn bij hoog water, om het vee droog te laten staan.

Op het achterste gedeelte van deze illustratie zijn de lagere delen van de kwelders afgebeeld. Hier groeiden zoutplanten zoals zeekraal en lamsoor (de paarse vlakten). Hier graasden ook de meeste schapen. Schapen kunnen zout water goed verdragen. Daarom graasden zij vaak lager op de kwelder dan koeien. De koeien zie je grazen op de hogere delen van de kwelder.

terug naar Het terpenlandschap

Frisia Terpenlandschap Ulco Glimmerveen

Terpdorp met kerkje

Op dit detail van de illustratie van Ulco Glimmerveen zie je een terpdorpje dat uit slechts twee boerderijen beslaat. Voor het huis rechts is een akker met hennep, voor het huis links een akker met gerst. Men had de terpen verbonden met verhoogde wegen. Bruggetjes leidden over de kreken.

Dit dorpje heeft iets bijzonders, namelijk een missiekerkje. Het is het gebouwtje in het midden, met hogere muren dan de boerderijen, ramen in de muren en een kruis op het dak. Vanaf de 8e eeuw werd het terpengebied geleidelijk gekerstend. Dit gebeurde door missionarissen vanuit wat nu Groot-Brittannië is. Dit was een moeizaam proces. In de 9e eeuw stonden er verspreid door het Friese en Groninger terpengebied enkele van deze kleine missiekerkjes. De aanhangers van het nieuwe geloof begroeven hun doden nabij zo’n kerkje.

Midden onder op deze illustratie staat naast de kreek een klapnet om vogels mee te vangen. Er vliegen wat meeuwen rond. De terpbewoners aten echter aan vogels voornamelijk eenden, ganzen, zwanen, kraanvogels en steltlopers zoals wulpen, grutto’s, kemphanen, goudplevieren, tureluurs en strandlopers.

terug naar Het terpenlandschap

Frisia Terpenlandschap Ulco Glimmerveen

Vroegmiddeleeuws terpdorp van Fé Pelsmaeker

Terpdorp in de vroege middeleeuwen (als je op het plaatje klikt, krijg je een grotere versie; met de rechterknop van je muis kun je die opslaan op je laptop of pc en vervolgens opnemen in je werkstuk (zie onderaan het tekstblok))

Dit is een kleurrijke reconstructietekening van een terp in de vroege middeleeuwen (500 tot 1000 na Chr.). Hij is gemaakt door kunstenaar Fé Pelsmaeker. De tekening geeft een gedetailleerd beeld van het dagelijks leven op de terp en een fraai overzicht van het kwelderlandschap. De tekening laat het kwelderlandschap zien en onderdeel van dit landschap zijn de terpdorpjes, de akker- en tuinbouw, de veeteelt en de scheepvaart. Er waren toen nog geen zeewerende dijken. De zee kon via de kreken en prielen tot dicht bij de boerderijen komen. De boerderijen stonden op kunstmatige woonheuvels. In Friesland heten dit terpen, in Groningen wierden.

Het hele kwelderlandschap rond de terpen werd door de mensen gebruikt: als woonplaats, als akker, als weidegrond, en als hooiland, maar uiteraard niet zo intensief als het agrarisch landschap nu. Je kunt het een agrarisch kwelderlandschap noemen. In de 9e eeuw stonden hier en daar ook al eenvoudige kerkjes. Op grotere afstand van de terpen was de invloed van de mens minder zichtbaar. Er kwamen nog veel wilde dieren voor, die de mens ook wel ving om op te eten: weekdieren, vissen en zeehonden in de kreken en prielen, vogels op de kwelders en op het wad, af en toe een edelhert, een eland, een ree, een wild zwijn.

De terpen werden aangelegd op delen van de kwelder die net wat hoger waren, de zogenaamde kwelderwallen. De dorpsterpen liggen vaak op een rij en niet willekeurig verspreid over de kwelder. De kwelders bleven gedurende de hele terpentijd verder aangroeien. Als er weer genoeg nieuwe kwelder was aangeslibd, begonnen de mensen aan een nieuwe rij terpen. Dat begon vaak met een enkel huis op zijn eigen terpje, een huispodium. Op de achtergrond zie je nog een drietal dorpjes liggen.

De terpbewoners verbouwden verschillende gewassen op hun akkers. Gerst was verreweg het belangrijkste graan van het terpengebied. De bewoners kookten hiervan waarschijnlijk een soort brei. Het werd niet gebruikt als veevoer. Andere gewassen waren vlas, hennep en emmertarwe. Ook zijn er een paar kleine veldjes met tuinbonen te zien en is een vrouw bezig met het plukken ervan.

We zien een relatief klein terpdorp met enkele boerderijen. Sommige woongebouwen waren groot, tot wel 30 meter lang; andere waren korter. De huizen hadden geen ramen. Daarnaast waren er schuren voor extra stal- en opslagruimte. In de boerderij zelf was ook plek voor het vee: runderen, schapen, paarden en een paar varkens. Omdat mens en vee onder hetzelfde dak leefden, noemt men deze boerderijen woonstalhuizen. Op de tekening wordt net een nieuw huis gebouwd. De muren zijn van gestapelde kwelderzoden, die op de kwelder waren gestoken. Rechts onderaan op de tekening zie je een ossenkar aankomen beladen met zoden en riet voor het nieuwe huis.

Met hout, dat kostbaar was in het terpengebied, maakte men een boogvormige dakconstructie. Vaak gebruikte men hout van afgedankte of gestrande schepen. Daarna werd het dak bedekt met zoden, grassen of stro. Bij het Yeb Hettinga Museum in Firdgum (Fr.) staat een nagebouwd zodenhuis van ongeveer 700 na Chr. Je kunt dit ook van binnen bekijken.

Koken en verwarmen gebeurde voornamelijk met gedroogde mest. Midden in het terpdorpje zie je een waterput, waarin regenwater werd verzameld. Als de kwelder onder water stond met zout water, kon het vee hier drinken. Zoet water is vooral belangrijk voor melkkoeien. Het drinkwater voor de mensen kwam ook uit waterputten. Onder de terpen verzamelde zich namelijk regenwater, dat via een put bereikt kon worden. De put heeft een putgalg, een constructie om een emmer in de put te laten zakken en gevuld met water weer op te hijsen.

Een kudde schapen met hun herder en hond is komt net terug naar de terp. De schapen op deze tekening zijn wit gekleurd en de runderen die vrij lopen lichtbruin. Maar eigenlijk weten we niet welke kleur het vee had. Er worden veel botten van het vee teruggevonden. Maar daaraan kun je de kleur van de vacht niet aflezen. Een toom kippen scharrelt onder aanvoering van een haan door het dorp. Twee varkens vermaken zich in hun modderpoel. Onder een afdakje staat handelswaar, voornamelijk aardewerken potten en we zien een terpbewoner druk in de weer bij een vuur. De terpbewoners maakten zelf aardewerken potten, maar voerden deze ook in, onder andere uit Walberberg, Badorf en Mayen, alle in het hedendaagse Duitsland (informatie Angelique Kaspers MA, GIA/RUG).

Er hangt een schapenvacht te drogen. De mensen droegen wollen of linnen kleding, in mooie kleuren, zoals je kunt zien aan de lappen die aan de lijn hangen te drogen bij het achterste huis. Die zijn zojuist geverfd met de blauwe kleurstof die uit de plant wede wordt gehaald.

De wol kwam van de eigen schapen. Het linnen kwam van het zelf verbouwde vlas. In terpen worden veel spinsteentjes (van aardewerk, bot en gewei) en weefgewichten (van aardewerk) gevonden. Men spon en weefde de wol en het vlas zelf. Tegen een van de woningen staat een weefgetouw. Wol werd ook als handelswaar verkocht. Het Friese laken was wijd en zijd bekend. De akkerbouw leverde meer dan voldoende producten op voor de eigen behoefte. Toch is de indruk dat vooral veeteeltproducten, zoals huiden, wol en misschien kaas, werden verhandeld.

In de kreek naast het dorp ligt een bootje, dat werd gebruikt om te vissen, goederen in de buurt te bezorgen of op te halen, en om bezoeken af te leggen. Men kende ook grotere boten, met een zeil, die werden gebruikt om grotere afstanden te overbruggen. Het terpengebied maakte deel uit van handelsnetwerken in het hele Noordzeegebied en ver daarbuiten.

Het kwelderlandschap was doorsneden met kreken en prielen. Vlakbij de kreek hangt een net te drogen. De zee, die je aan de horizon van deze tekening ziet, kon via die kreken en prielen het kwelderlandschap in stromen. Dat lijkt een nadeel, maar het water voerde nieuwe, vruchtbare klei aan. Bij storm bleef het water niet binnen deze kreken, maar stroomde het over de hele kwelder. Zo bleven de akkers en graslanden vruchtbaar. Ze hoefden niet bemest te worden. Akkeren op onbedijkte kwelders blijkt zonder problemen te kunnen.

De kreken waren bevaarbaar. Sloten werden gegraven om de kwelder te ontwateren, maar ook om het land in te delen, grenzen aan te brengen: tot die sloot is het land van mij, daarachter ligt jouw land. De sloten werden verbonden met de natuurlijke kreken. Natuur en cultuur waren sterk met elkaar vervlochten. Als de kreken ’s winters waren dichtgevroren kon men zich op de schaats verplaatsen. Daarvoor gebruikte men glissen: benen schaatsen, gemaakt uit koeien- en paardenbotten.

Op de kwelder stonden ook gewone landplanten als paardenbloemen en madeliefjes, maar geen bomen. Bomen konden overstromingen met zout water namelijk niet overleven. Grote delen van de kwelders waren graslanden, met vele soorten grassen en allerlei bloemplanten. Een deel van het grasland werd gebruikt als hooiland. Achter het rechter huis zie je een hooiberg. Als het droog was, hadden de boeren hooi voor de winter. Wat doet dat mannetje bij de hooiberg? Ze hadden natuurlijk geen toiletten zoals wij die nu kennen.

Op het achterste gedeelte van de tekening zijn de lagere delen van de kwelders en de wadplaten afgebeeld. Hier groeiden zoutplanten zoals zeekraal en lamsoor (de licht paarse vlakten). Hier graasden ook de meeste schapen. Schapen kunnen zout water goed verdragen. Daarom graasden zij vaak lager op de kwelder dan koeien. De koeien graasden op de hogere delen van de kwelder. Iets rechts van het midden van de tekening zie je twee kinderen aan het spelen met bikkels, dat zijn kleine botjes uit de achterpoten van schapen. Het spel wordt nauwlettend in de gaten gehouden door de kat.

Gebruikmaken van de tekening

Ben je leerling of student en ben je bezig met een opdracht over terpen? Dan mag je deze tekening gebruiken, onder vermelding van de bron: illustrator Fé Pelsmaeker, gemaakt in opdracht van de Vereniging voor Terpenonderzoek, gedownload van https://www.terpenonderzoek.nl/onderwijs/. Wilt u de illustratie gebruiken in drukwerk of andere publicaties dan kunt u contact opnemen met het bestuur van de Vereniging voor Terpenonderzoek. Het copyright berust bij de Vereniging voor Terpenonderzoek.

Wordt u ook lid?

Scroll naar boven